dinsdag 6 mei 2008

De volheid van Christus (3) : Namen en ambten

Christus heeft een veelheid aan namen, die iets over Zijn wezen en functie zeggen. Wij kennen Hem vooral als 'Here Jezus Christus'. Deze drieledige naam of titel geeft een wereld van genade en heil weer.
De naam 'Here' wijst op Zijn machthebbende positie. Hij is Heer van de wereld, en Heer van de Kerk, van de gelovigen. Deze positie is Hem door Zijn Vader verleend. Als Heer heeft Hij recht op heel ons leven.
De naam 'Jezus' werd voorgeschreven door Gabriƫl, de gezant van God (Mt1,21; Lk1,31-33). Het wijst op het werk dat Jezus moest gaan doen: zalig maken (redden, bevrijden) van zonden. Jezus ging Gods heil aanbrengen.
De naam 'Christus' wijst op Zijn aanstelling : gezalfd. In het Oude Testament werden leiders door zalving aangesteld tot hun taak. Jezus is door God gezalfd tot profeet, priester en koning. Hij heeft de Geest gekregen om dit werk te kunnen doen (Js61,1 ev).
Profeet, priester en koning worden ook wel de ambten van Christus genoemd. De Heidelberger Catechismus spreekt in vraag 31 aldus:
Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd?
Antwoord: Omdat Hij door God de Vader is aangesteld en met de Heilige Geest gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, tot onze enige Hogepriester en tot onze eeuwige Koning. Als Profeet en Leraar heeft Hij ons de verborgen raad en wil van God over onze verlossing volkomen geopenbaard. Als Hogepriester heeft Hij ons met het enige offer van zijn lichaam verlost en blijft Hij met zijn voorbede steeds bij de Vader voor ons pleiten. Als Koning regeert Hij ons met zijn Woord en Geest, en beschermt en bewaart Hij ons bij de verworven verlossing.
Wat in dit antwoord opvalt is de blijvende geldigheid van deze ambten, en het blijvende werk wat Christus via deze ambten ons ten goede verricht. De ambten openbaren een volheid van genade en heil in Christus, 'Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing' (1Co1,30).

Geen opmerkingen: